Mensen met autisme beleven de wereld om hun heen op een “eigen” manier. Daarom zet ik een paar belangrijke algemene “regels” op een rij.
- Duidelijkheid: Wees duidelijk wat je wil en verwacht: Termen als “later”/”straks”/”mischien”/ “we zien wel” zorgen vaak voor onrust. Daarvoor in de plaats duidelijk vertellen hoelang iets nog duurt, hoe ver iets nog is of bijvoorbeeld hoeveel winkels je gaat bezoeken.
- Zeg wat je bedoelt: Ja als je ja bedoelt en nee als je nee bedoelt. Iemand met autisme heeft vaak in de gaten als iemand ja zegt waar diegene eigenlijk nee wil zeggen.
- Sterke IK: Mensen met autisme weten vaak wat goed voor ze is, en zijn minder bezig met een ander.
- Kom na wat je afspreekt; Als je bijvoorbeeld naar de stad gaat en je vertelt dat je naar 3 winkels wilt gaan, ga dan naar 3 winkels. Pas na het bezoek aan de derde winkel kun je met de persoon met autisme overleggen of je ook nog naar winkel 4 kunt.
- Maak een handeling “klein” en in hapklare brokken: Iemand met autisme die bijvoorbeeld zijn/haar kledingkast moet opruimen ziet in die kast veel “ellende”. “Waar in hemelsnaam te beginnen?!” Dus stapsgewijs en eventueel op papier kort plan van aanpak doornemen.
- Het is de toon die de muziek maakt: Iemand met autisme is vaak heel gevoelig voor de manier waarop een boodschap verteld wordt. Vaak is niet de (vervelende) boodschap het probleem, het is de manier waarop de boodschap wordt medegedeeld.
- Activiteit en rust verhouding: Bij een persoon met autisme komen alle zintuigelijke en emotionele prikkels ongefilterd binnen. Dit betekent dat de balans in de activiteit/rust verhouding heel belangrijk is. Ga er van uit dat voor elk uur werk (“laden”) een uur rust (“ontladen”) moet staan. Na een lange schooldag is het heel fijn om even een uurtje “niks te moeten”.
“Autisme is een kwaliteit”